Door een fixatie op een hoge Gerrit Krolbrug prijst het ‘afwegingsonderzoek’ vooral de hoge varianten, stelt Chris van Malkenhorst. Volgens hem mag die afwegingswijze niet doorslaggevend zijn.
De stuurgroep Groninger Bruggen maakt binnenkort een keuze voor een hoge of een lage Gerrit Krolbrug. Rijkswaterstaat (RWS) speelt in die stuurgroep een hoofdrol. RWS wil een hoge brug. Waar de vertegenwoordigers van gemeente en provincie in de stuurgroep nog geen tegengeluid lieten horen, spraken de leden van de gemeenteraad en van de Tweede Kamer zich wel uit: ze vroegen serieus te kijken naar een lage brug.
Toch is er een kans dat die lage brug er niet komt. Oorzaak is het voorbereidingsproces: dat is te veel gericht op de keuze voor een hoge brug.
Tekenend is dat er politieke druk nodig was om te luisteren naar het door 18 bewoners- en belangenorganisaties ondersteunde Gerrit Krolbrugcomité. Pas daarna kreeg de bewonersvariant een rol.
Maar de ambtelijke uitwerking van de hoge varianten (van 4,5 of zelfs 5,7 meter) had toen al geresulteerd in een dik boekwerk. De bewonersvariant van 3 meter werd vervolgens ‘ingepast’ door een addendum toe te voegen. Een eerlijke, geïntegreerde beschrijving, waar ook de Groningse bestuurders om vroegen, kwam er niet.
In het lopende proces was er dus weinig ruimte voor andere inzichten. Illustratief is dat de ambtelijke projectgroep die met de uitwerking van de bewonersvariant hielp, daarna de variant op eigen gezag op papier zette maar met het commentaar en de aanvullingen van het GKB-comité nauwelijks iets deed. Toegezegde aanpassingen zouden pas na de consultatiefase worden verwerkt. Andere partijen en beslissers werden dus een niet door het comité goedgekeurde bewonersvariant voorgelegd.
Het door wethouder Broeksma als stuurgroeplid gevraagde commentaar van het GKB-comité op de uitgangspunten en het kader voor de afwegingen onderging een vergelijkbaar lot. De projectgroep reageerde slechts met de constatering dat het comité uitging van een oude versie van het afweegkader. Die versie was het comité even daarvoor verstrekt door diezelfde projectgroep. Een nieuw kader zou pas in de consultatiefase verschijnen.
In zijn commentaar stelde het comité dat het kader niet geschikt is voor een integrale afweging. Het is eenzijdig gericht op een brug als onderdeel van de Hoofdvaarweg en niet op een intensief te gebruiken brug midden in een stad. Ernstig is dat die kritiek ook geldt voor het nieuwe kader.
Dat het afwegingsonderzoek opzichtig afstevent op een hoge brug is niet vanwege de scheepvaart: een brug van 4,5 meter gaat voor de beroepsvaart vrijwel even vaak open als een brug van 3 meter. De honger naar een hoge brug wordt vooral ingegeven door wat RWS ‘nautische veiligheid’ noemt. Daarvoor zou een vaarweg vereist zijn die overal even breed en hoog is: hoe hoger de brug, hoe veiliger.
Uit onderzoeken blijkt echter dat de hoogte van een brug voor de veiligheid op het water minder belangrijk is dan (ook door de minister onderkende) factoren zoals de kwaliteit van de bemanning en de sluis- en brugbediening. Verbeteringen zijn nodig in communicatie, signalering, veiligheidsbewustzijn, reisvoorbereiding en gebruik van technologische middelen. De (weinig voorkomende) aanvaringen vragen vooral om focus hierop, niet om hoge bruggen.
Het belang van vaarweggebruikers bij een hoge brug verbleekt bij het belang van de 16.000 fietsers die dagelijks een hoge brug over moeten. Volgens de Werkgroep Toegankelijk Groningen wordt de brug zelfs onbruikbaar voor mensen „met ‘langzame wielen’, zoals rollators, driewielfietsen, handbewogen rolstoelen, handbikes, kinderwagens en buggy’s” en voor „ouderen die slecht ter been zijn en/of beperkte energie hebben en blinden/slechtzienden. Dat zijn ook de mensen voor wie ‘even omrijden’ geen optie is.”
Door de ongelijke snelheden van de verschillende weggebruikers vormt een steile helling bovendien een veiligheidsrisico, nog meer bij gladheid en windhinder.
Dat de lage brug het in het ‘afweegonderzoek’ wint op woongenot, landschappelijke inpassing en omgevingsvriendelijkheid is goed, maar door de fixatie op een hoge brug prijst het onderzoek toch vooral de hoge varianten. Die afwegingswijze mag straks niet doorslaggevend zijn. De Gerrit Krolbrug is een van de essentieelste levensaders voor fietsstad Groningen. Dat is het belangrijkste afwegingselement.
Chris van Malkenhorst is voorzitter van het Gerrit Krolbrugcomité